De officier van justitie begon zijn requisitoir met de opmerking dat het hier om een bijzondere strafzaak gaat. Het slachtoffer werd vorig jaar aangehouden in een onderzoek van het Landelijk Parket. Bij de aanhouding loste de BSB-er die vandaag terecht stond, een ongewild schot. De vermeende verdachte werd gewond afgevoerd naar het ziekenhuis. Later bleek dat zijn aanhouding onterecht was; hij had niets te maken met de strafbare feiten waar het onderzoek zich op richtte. De persoonsverwisseling wordt de BSB-er overigens niet aangerekend en valt buiten deze strafzaak.
Als er door het gebruik van een dienstwapen een gewonde valt, doet de Rijksrecherche onderzoek. De officier van justitie heeft naar aanleiding van dit onderzoek besloten om de BSB-er te dagvaarden. De BSB-er heeft weliswaar niet de bedoeling gehad om het schot te lossen en daardoor de man te verwonden. Maar hij heeft volgens de officier van justitie wel aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld.
De vermeende verdachte zat in een stilstaande auto, zodat hij volgens de zogenoemde ‘autoprocedure’ aangehouden moest worden. De BSB-er probeerde met zijn linkerhand het portier te openen. Toen het portier op slot bleek te zitten, heeft de BSB-er conform de instructie een ‘vuurlijn’ aangelegd en zijn wapen gegrepen. Hierbij heeft hij echter zijn vinger óp de trekker gelegd, en niet naast de slede gehouden zoals in de opleiding wordt aangeleerd. Vrijwel meteen daarna is het schot afgegaan, waardoor de autoruit versplinterde en de armslagader van de bestuurder werd doorboord.
Uit het onderzoek is gebleken dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het afgaan van het schot kunnen verklaren; het wapen was in orde, het zicht was goed en het wegdek was droog en vrij van obstakels. Het kan dan niet anders dan dat de BSB-er zonder operationele noodzaak de trekker heeft overgehaald, aldus de officier van justitie.
Aan een BSB-er mogen zwaardere eisen worden gesteld, aldus de officier van justitie: er rust op hem een zwaardere verantwoordelijkheid en deze fouten leiden in een strafzaak sneller tot het oordeel dat iemand aanmerkelijk onvoorzichtig is geweest. ‘Hij is niet alleen militair, maar ook nog eens lid van een speciale eenheid. Deze eenheid maakt nog meer trainingsuren en wordt met grotere regelmaat operationeel ingezet in vergelijking tot andere militaire eenheden.’
Het OM is van oordeel dat er sprake is van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Bij de strafmaat houdt de officier rekening met de ernstige gevolgen van het voorval, die het slachtoffer tot op heden draagt. Maar ook het feit dat de militair een goede staat van dienst heeft, en in dit geval niet opzettelijk heeft gehandeld, weegt mee. Alles afwegende vindt de officier van justitie een geheel voorwaardelijke werkstraf van 80 uur op zijn plaats.