Standpunt OM
Het OM eiste in deze zaak voor de voormalige secretaris een gevangenisstraf van 34 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Voor de voormalige voorzitter eiste het OM een gevangenisstraf van 100 dagen waarvan 21 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 120 uur.
Het OM is het niet eens met het vonnis van de rechtbank en heeft inmiddels besloten om de zaak aan het gerechtshof voor te leggen. In de opvatting van het OM staat de kennelijke uitleg van de rechtbank van het begrip ‘financieren van terrorisme’ haaks op de wetgeschiedenis van artikel 421 Wetboek van Strafrecht en eerdere rechterlijke uitspraken (zoals een uitspraak van het gerechtshof te Den Haag uit 2017). Het OM ziet de uitkomst van het hoger beroep dan ook met vertrouwen tegemoet.